12. | Lagere uitkering provinciefonds |
---|---|
Risico | De inkomsten uit het provinciefonds wijken af van wat in de meerjarenbegroting geraamd is. |
Oorzaken |
|
Gevolg(en) | Incidenteel en/of structureel tekort op de begroting. |
Achtergrond- informatie | Omdat de uitkering van het provinciefonds afhankelijk is van de totale uitgaven van het Rijk is onderuitputting van het Rijk een risico voor de provincie. Dit wordt ook wel geduid met de term ‘trap-op-trap-af systematiek’. Momenteel is de toekomst van deze systematiek onderwerp van discussie en wordt de aanpassing van de volume component op basis van de huidige informatie na 2025 bevroren op een relatief laag niveau. Daardoor kan het provinciefonds vanaf dan niet langer volledig meegroeien met de uitgaven van het Rijk. |
Maatregelen | Op basis van de meest recente prognoses wordt in de begroting de uitkering uit het provinciefonds periodiek bijgesteld (op basis van mei, september en december-circulaires van het Rijk). Eventuele afwijkingen op de begroting worden bij de jaarrekening opgevangen in de algemene reserve. Daarnaast speelt er nu een discussie waarbij het Rijk zinspeelt op buffervorming door de provincies uit de relatief hoge accressen tot 2026 om de daling vanaf 2026 te mitigeren. |
Status | Momenteel loopt er een onderzoek dat als basis zal dienen voor de herijking van het provinciefonds waarbij de onderlinge verdeling tussen de provincies zal veranderen. Het is op dit moment nog niet duidelijk of en wanneer deze herijking doorgevoerd zal worden, potentiële data zijn begin 2023 en begin 2024. Deze herijking kan potentiële grote wijzigingen tot gevolg hebben voor de structurele inkomsten uit het provinciefonds na 2022, zowel nadelig als voordelig. Dit risico geldt naast de eerder genoemde wijziging in de berekening van het volume deel van het accres. Het risico voor de periode 2023 tot en met 2025 blijft staan op € 3,8 mln (25-50% kans en een gevolg van € 10 mln). Voor 2026 geldt een risico van € 5,6 mln (25-50% kans en een gevolg van € 15 mln). |