Toelichting op de heffingen
Verordening op de heffing van de opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting
Op grond van artikel 222 van de Provinciewet en de Verordening heffing opcenten heft de provincie opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting (mrb). Dit is de enige substantiële algemene belasting die de provincie kan heffen.
De opcenten op de motorrijtuigenbelasting zijn de grootste bron van belastinginkomsten voor de provincie, meer dan 50% van de totale jaarlijkse inkomsten komt uit de heffing. De heffing en inning van de opcenten wordt uitgevoerd door de Rijksbelastingdienst. De geïnde opcenten worden door de belastingdienst maandelijks aan de provincie afgedragen.
Tarief opcenten:
Provinciale Staten stellen jaarlijks het tarief voor de opcenten vast. Het tarief mag het wettelijk maximum niet overschrijden. Dit maximumtarief wordt elk jaar geïndexeerd op basis van de prijsontwikkeling (de zogenaamde tabelcorrectiefactor). Voor het jaar 2023 is het de verwachting dat het tarief wordt vastgesteld op 125,9 (was 118,4).
In deze meerjarenbegroting wordt het tarief van de opcenten voor 5 jaar geïndexeerd op basis van de CPB-cijfers uit augustus 2022. Door deze indexatie wordt het voorgestelde tarief voor het jaar 2023 95,7 opcenten (ten opzichte van 91,8 opcenten in het jaar 2022). Het verwachte ongewogen landelijk gemiddelde voor het jaar 2023 bedraagt 84,9 opcenten.
Ontwikkeling wagenpark
De opbrengsten van de opcenten wordt bepaald door het tarief maal de grondslag (de hoofdsom van de mrb). Deze hoofdsom wordt beïnvloed door autonome ontwikkelingen zoals bevolkingsgroei en mate van autobezit, maar ook door wettelijke maatregelen zoals vrijstellingen.
De afgelopen jaren is het geregistreerde autobezit in Zuid-Holland gestegen maar diverse ontwikkelingen kunnen deze trend beïnvloeden. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van leasecontracten, de vrijstellingen op basis van het klimaatakkoord en de eventuele gevolgen van de stijgende inflatie. De volumegegevens waarmee de raming van de opbrengst opcenten is berekend zijn gebaseerd op de meest recente gegevens van de belastingdienst (stand juli 2022).
In het klimaatakkoord zijn elektrische personenauto’s tot en met 2024 volledig vrijgesteld van de mrb en daarmee in principe ook van opcenten. Vanaf 2025 betalen EV’s conform dit voorstel ook mrb (afhankelijk van mogelijke stelselwijziging).
Doordat het aantal voertuigen in een provincie wordt bepaald door het aantal geregistreerde auto’s door de belastingdienst, kan de stijging van het aantal leasecontracten van invloed zijn op de opbrengst van de opcenten.
Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de opbrengsten in de komende jaren. De verwachting is dat de samenstelling van het wagenpark in Zuid-Holland verandert. Voor de berekening van de totale opbrengst is de aanname gedaan dat de extra maatregelen om elektrisch rijden te stimuleren ertoe leidt dat het aandeel elektrische auto’s in het wagenpark in Zuid-Holland gaat stijgen in de komende jaren. Hierdoor zal het huidige wagenpark waarover opcenten geheven kan worden (1,6 miljoen personenauto’s en 0,1 miljoen motoren) waarschijnlijk niet verder stijgen.
Verordening Precariobelasting Zuid-Holland
De provincie heft Precariobelasting ‘voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond’. In de tarieventabel bij de Verordening Precariobelasting zijn de belastbare feiten en tarieven opgenomen. Sinds 2019 2018 zijn de tarieven voor de Precariobelasting niet geïndexeerd.
Legesverordening Omgevingsrecht (Wabo)
Met de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) per 1 oktober 2010 is de provincie bevoegd gezag voor zowel het milieudeel (IPPC/BRZO) als de zogeheten BRIKS (bouwen, reclame, inritten, kappen, slopen) - taken van de omgevingsvergunning voor die bedrijven waarvoor de provincie op grond van de milieuwetgeving bevoegd gezag is. De uitvoering van het bevoegd gezag ligt bij de vijf omgevingsdiensten in Zuid-Holland. De provincie int voor de aanvragen BRIKS de leges, die hiervoor de kosten moeten dekken. De leges worden conform de Legesverordening Omgevingsrecht Zuid-Holland 2021 opgelegd.
De legestarieven mogen maximaal kostendekkend zijn. Provinciale Staten hebben bij de vaststelling van de Legesverordening Omgevingsrecht Zuid-Holland 2020 besloten dat het dekkingspercentage 100% moet zijn . De opbrengsten worden verantwoord bij Beleidsdoel 7-1.
Met de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet per 01-01-2023 wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe Verordening. Tevens wordt een voorstel gedaan voor aanpassing van de bestaande verordening voor het geval de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet door gaat. Hierdoor kan de heffing van leges te allen tijde plaatsvinden.
Legesverordening Infrastructuur Zuid-Holland
Met ingang van 1 januari 2021 is de Legesverordening Infrastructuur Zuid-Holland ingevoerd waarbij leges voor de vergunningverlening door de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) worden geheven. De opbrengsten worden verantwoord bij Beleidsdoel 2-2 Beheer en onderhoud.
De legestarieven mogen maximaal kostendekkend zijn. Uitgangspunt bij de Legesverordening Infrastructuur Zuid-Holland is 100% kostendekkendheid. Daarbij is er wel voor gekozen om kruissubsidiëring toe te passen. Kruissubsidiëring zorgt voor een verschuiving van de kosten van de burgers naar bedrijven. Hierdoor wordt uiteindelijk 92% van de kosten voor vergunningaanvragen betaald door bedrijven en 8% door burgers. Er is ook een meldingsplicht voor 4 activiteiten voor Kabels en Leidingen ingevoerd. Deze activiteiten zijn ook het minst ‘belastend’ voor de organisatie. Het is dan ook passend dat deze meldingsplichtige activiteiten niet legesplichtig zijn. In 2021 zijn deze leges voor het eerst geïnd.
Met de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet per 01-01-2023 wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe Verordening. Tevens wordt een voorstel gedaan voor aanpassing van de bestaande verordening voor het geval de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet door gaat. Hierdoor kan de heffing van leges te allen tijde plaatsvinden.
Grondwaterheffingsverordening Zuid-Holland
Op grond van de Waterwet en de Grondwaterheffingsverordening Zuid-Holland heft de provincie een belasting per kubieke meter onttrokken grondwater. Het tarief van de heffing is zodanig vastgesteld dat de opbrengst de gemaakte kosten niet te boven gaat. Het tarief bedraagt € 0,005 per kubieke meter onttrokken water.
Met de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet per 01-01-2023 wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe Verordening. Tevens wordt een voorstel gedaan voor aanpassing van de bestaande verordening voor het geval de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet door gaat. Hierdoor kan de heffing van leges te allen tijde plaatsvinden.
Wet Natuurbescherming
In januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Hiermee zijn diverse taken op het gebied van de natuurwetgeving gedecentraliseerd naar de provincies. Provincie Zuid-Holland heft voor een deel van de taken uit de Wet natuurbescherming leges op grond van Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2020.
Met de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet per 01-01-2023 wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe Verordening. Tevens wordt een voorstel gedaan voor aanpassing van de bestaande verordening voor het geval de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet door gaat. Hierdoor kan de heffing van leges te allen tijde plaatsvinden.